Render oosterweel

Sporen van het verleden op de werf van de eeuw

Een diepgravend gesprek met archeologe Lies Dierckx

De Oosterweelverbinding loodst Antwerpen de toekomst in. Maar tijdens de werken duiken ook schatten uit het verleden op. Hoe worden die vondsten opgespoord? En hoe passen archeologische onderzoeken in de ingewikkelde planningspuzzel? Lies Dierckx, archeologe bij de afdeling Onroerend Erfgoed van Stad Antwerpen, kent de antwoorden.

Starten jullie met grote verwachtingen aan de opgravingen? 
“Zeker en vast! De Oosterweelwerken bieden een unieke kans voor ons. De werken gaan zo diep dat we op prehistorische niveaus terechtkomen. In de stad kan je vrijwel nooit zo diep graven. Bovendien zijn prehistorische sites bijzonder moeilijk te vinden. Daarom is de grootschaligheid van de Oosterweelwerken zo interessant, want de kans op een vondst wordt aanzienlijk groter. Op Linkeroever hebben we bijvoorbeeld het geluk gehad om zo’n site tegen te komen.” 

Hoeveel archeologen zijn gemiddeld aanwezig op een site? 
“Voor de opgravingen in de eerste bouwput, aan de ingang van de Scheldetunnel, waren we steeds met gemiddeld tien personen aan het werk. Vanuit de stadsdienst archeologie zijn we met een vaste ploeg: ikzelf, drie andere collega’s en onze afdelingschef. Wij focussen op de Oosterweelsites. Maar vaak hebben we extra archeologen nodig, voornamelijk voor grote of dringende projecten. In dat geval doen we beroep op drie archeologiebedrijven via een raamcontract.” 

Vanaf wanneer worden archeologen betrokken? 
“Wij komen er al tussen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Sinds het Onroerenderfgoeddecreet moet bij zo’n aanvraag vaak een archeologienota zitten, afhankelijk van een aantal parameters zoals oppervlakte en ligging. We schrijven die archeologienota op basis van een bureaustudie. Met behulp van bodemkaarten en historische kaarten bepalen we eerst het archeologische potentieel van een site. Daarna beslissen we of er bijkomend vooronderzoek moet gebeuren. Op Linkeroever zijn bijvoorbeeld eerst landschappelijke en verkennende boringen uitgevoerd. Zo kwamen we te weten dat de bodem intact was en onder andere veen bevat. Dat is heel interessant voor onderzoek naar prehistorische bewoning.” 

GEEN VREEMDE EEND IN DE BIJT 


Hoe stemmen jullie de planning af met de aannemer? 
“Naarmate de werken en plannen concreter worden, nemen we contact op met de aannemer. Samen met COTU hebben we de werkplanningen naast elkaar gelegd om te zien waar we inpassen. Als archeologen lijken we de vreemde eend in de bijt, maar eigenlijk worden we gewoon ingepland zoals andere onderaannemers.” 

Weten jullie op voorhand hoelang het archeologische onderzoek zal duren? 
“Aan de hand van de archeologienota kunnen we vrij precies inschatten hoelang onze opgravingen duren. Maar natuurlijk is dat geen exacte voorspelling. Op Linkeroever was bijvoorbeeld ook werfbegeleiding voorgeschreven. Dat betekent dat we aanwezig zijn tijdens de werken en meteen in actie komen zodra de aannemer op iets stoot. Bij tijdsnood steken we een tandje bij, door extra archeologen in te zetten of wat langer door te werken. De goodwill komt dus van beide kanten, het is nooit de bedoeling om de werken te vertragen.” 

Werken jullie zij aan zij met de aannemer op de werf? 
“Op het veld werken we constant samen. Dat is ook nodig in die gigantische werkputten. Van veiligheid tot nieuwe vondsten: we communiceren over alles. Maar onze samenwerking gaat verder dan praten alleen, we werken ook aan oplossingen. Toen we bijvoorbeeld beiden hinder ondervonden van opstijgend grondwater, hebben we samen gezorgd voor extra dompelpompen en een pompput.” 

“IK HEB IETS!” 
 

Wat hebben jullie tot nu toe gevonden? 
“We hebben al een paar spectaculaire vondsten opgegraven. Een geweibijl, bijvoorbeeld. Zo’n vondst vasthouden en beseffen dat je de eerste bent die dit in Daarnaast hebben we ook een fragment van een gewei met kapsporen gevonden, enkele vuursteenelementen en aardewerk. Die voorwerpen zijn waarschijnlijk afkomstig van de Swifterbantcultuur: jagers-verzamelaars die vooral aanwezig waren in Nederland. Dit soort vondst is dus best zeldzaam en een interessante bijdrage aan onze kennis over deze cultuur.” 

Wat gebeurt er eigenlijk als je iets vindt? 
“In eerste instantie roep je heel blij dat je iets gevonden hebt (lacht). Daarna duid je de locatie aan en meet je die exact uit met een gps-toestel. De vondst komt in een zakje terecht, samen met een vondstkaartje waarop onder andere de locatie en het tijdstip vermeld staan. We proberen het voorwerp ook zo stabiel mogelijk te bewaren, tot het bij ons of bij een specialist op de onderzoekstafel terechtkomt. De geweibijl zal door de universiteit van Gent worden onderzocht. Ze zullen de bijl determineren in een typologie, op zoek gaan naar residu’s en bewerkingssporen en C14-datering uitvoeren.” 

VELDWERK EN PAPIERWERK 
 

Wat zijn jullie grootste uitdagingen? 
“Zonder twijfel flexibiliteit. We duiken op tijdens vrijwel alle grondwerken van de Oosterweelwerf, een gigantisch gebied. We moeten dus snel schakelen op vlak van planning en personeel. Niet alleen om tijdig extra archeologen in te schakelen, maar ook om alle archeologienota’s tijdig af te krijgen. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wijzigen de plannen namelijk vaak. Die wijzigingen volgen we nauwgezet op, om ook ons dossier tijdig af te krijgen. Dat neemt niet weg dat aannemers plots op een brug of muur stoten tijdens de werken. Op die onverwachte vondsten moeten we natuurlijk ook inspelen.” 

Bestaat het risico dat jullie vondsten mislopen? 
“We weten dat er dingen verloren zullen gaan. Dat kan ook niet anders, het is onmogelijk om overal aanwezig te zijn waar er meer dan 30 cm diep wordt gegraven. Maar het is een berekend risico. We denken op voorhand goed na over waar we onderzoek uitvoeren. Gelukkig kunnen we ook rekenen op de aannemers. Zij laten het ons altijd weten als ze iets tegenkomen.” 

Hoe zien de komende maanden eruit voor jullie? 
“Half augustus (dit gesprek vond plaats eind juli, red.) beginnen we met het onderzoek van bouwkuip twee aan de Scheldetunnel op Linkeroever. Er volgen ook nog boringen op rechteroever. In 2024 beginnen de onderzoeken voor het Noordkasteel en Fort Pimentel. Dat is puur veldwerk. Maar daarnaast blijven natuurlijk ook de archeologienota’s en meetings met Lantis lopen.” 

Dat klinkt als een drukke agenda. 
“Klopt. We zijn dan ook deel van een groot en ingewikkeld geheel. De wisselwerking tussen ons en Lantis is daarbij heel belangrijk. We helpen elkaar zodat we allebei ons doel bereiken. Bij de eerste grote opgraving aan Linkeroever is dit alvast heel vlot verlopen!”